Het gebouw moest drie verschillende entiteiten kunnen huisvesten: de school zelf, het kinderdagverblijf en de buurt. De complexiteit van het ontwerp bestond er dus in om deze drie actoren met elkaar te verzoenen. Er werd intelligent omgegaan met de beperkte oppervlakte zodat iedere ruimte optimaal wordt benut, autonoom functioneert en bruikbaar is voor ieder van de drie entiteiten. Omwille van gewijzigde subsidies is het kinderdagverblijf er uiteindelijk niet gekomen, maar hierdoor werd direct de flexibiliteit van het gebouw bevestigd: de vrijgekomen ruimte kon gemakkelijk ingezet worden als bijkomende klaslokalen.

De functies van het gebouw werden op een logische wijze gestapeld, waarbij het gelijkvloers werkt als transitruimte. Vanuit dit knooppunt vertrekken de verschillende programmaonderdelen: Het kinderdagverblijf op niveau –1 (nu klaslokalen), de polyvalente ruimte gekoppeld met de refter op niveau +1, de klassen op niveau +2, +3 en +4 en de speelplaats op het dak en achteraan het perceel. Het eerste verdiep is in functie van optimaal gebruik kolomvrij, waardoor de interactie van het gebouw met de stad was een belangrijke bouwsteen van het ontwerp.

Het volledige artikel kan u nalezen op https://architectura.be.